Geen zee te hoog is het bijzondere verhaal van Els Visser. Ze studeerde geneeskunde maar kwam in 2014 terecht in een schipbreuk. Die ervaring veranderde haar leven.
Door het scheepsongeluk ontdekte ze hoe sterk ze eigenlijk is. Ze dobberde 18 uur rond op zee, was bijna dood, moest heel erg afzien en doorzetten om te kunnen overleven. En dat lukte wonder boven wonder.
Eenmaal terug in Nederland pakte ze haar oude leventje op. Maar ze ging ook sporten. Steeds een tikje extremer. Uiteindelijk ontdekte ze dat ze meer dan een beetje goed was in de Ironmantriatlon. Een sport waarbij de mentale kracht eigenlijk nog belangrijker is dan de fysieke. Want je moet het tussen de oren aankunnen om een tandje bij te zetten als je er eigenlijk van overtuigd bent dat de tandjes op zijn. We hebben het over bijna vier kilometer zwemmen, van Groningen naar Zwolle fietsen en weer terug en dan om het af te toppen ook nog een marathon.
In Geen zee te hoog beschrijft Els Visser hoe de hobby gierend uit de klauwen loopt, hoe ze het besluit neemt om topsporter te worden. En het lukt: ze wordt in 2018 Nederlands kampioen. Ze is pas een paar jaar bezig als ze vervolgens hoog eindigt bij het WK op Hawaï.
Visser schopte het zo ver omdat ze dobberend op zee leerde dat iedereen met de juiste instelling z’n doelen kan bereiken. Of in elk geval dat je meer kan dan je zelf ooit voor mogelijk had gehouden. Dat maakt dit boek wel bijzonder: ze neemt zichzelf als voorbeeld om aan te tonen dat je echt heel veel kunt als je op jezelf durft te vertrouwen.