Pater Familias van Russell Shorto is echt een heerlijk boek over de geschiedenis van de VS in de jaren zestig en zeventig.
Het is een boek over de maffia in New York, over Italianen in New York en over de familiegeschiedenis van Russel Shorto. Dat maakt dit boek eigenlijk extra interessant. Shorto is een New Yorkse intellectueel die jarenlang in Amsterdam heeft gewerkt als directeur van het John Adams Instituut. Zijn boek over Amsterdam heeft het in Nederland erg goed gedaan. Maar terg in New York besloot hij een duik te nemen in de geschiedenis van zijn opa, over wie hij niet veel meer wist dan dat er in de familie niet over gesproken mocht worden.
Al snel wordt duidelijk dat dit spreekverbod voortvloeit uit het minder frisse verleden van opa Shorto, die in een klein dorpje in de VS een bescheiden gokimperium runde. Dat er jaren later niet over hem gesproken mocht worden, illustreert de emancipatie die de Italianen na de oorlog hebben doorgemaakt. Van een keuterende Italiaanse onderklasse naar de intellectuele voorhoede: Russell Shorto is journalist bij New York Times.
Maar opa Shorto liet de arbeiders in het dorp wedden op paarden. Het op die manier vergaarde geld was voor hem een manier om de Amerikaanse droom uit te zien komen. Daarvoor had je geld nodig. Hoe je aan dat geld kwam, was echt heel erg vers twee.
In Pater familias gaat Russell Shorto op zoek naar de man naar wie hij vernoemd is. Hij duikt in de wereld van de maffia in het kleine stadje Johnstown. Het levert een meeslepend verhaal op, dat persoonlijk wordt op het moment dat Russells zieke vader besluit zijn partner te worden bij het reconstrueren van het getroebleerde verleden van hun beider stamvader. Dit zijn de betere journalistieke boeken: verhalen waarin de schrijver van het verhaal zichzelf in de strijd durft te gooien.