Joost Zwagerman schreef het zelf in zijn zelfmoordbundel ‘Door eigen hand’: Zelfmoord maakt van nabestaanden moordenaars. Als er iemand is die daarover mee kan praten dan is het Arielle Veerman. Zij was tot kort voor zijn zelfgekozen dood in september 2015 verwikkeld in een onwaarschijnlijk nare vechtscheiding met Joost Zwagerman.
In ‘De langste adem’ beschrijft ze haar de jeugdvriendschap met Zwagerman die opbloeit op de middelbare school nadat ze beiden de klas zijn uitgestuurd. Zwagerman is jong en ambitieus, een gedreven jonge schrijver die overduidelijk (ook) uit is op roem, of in ieder geval erkenning. Aandoenlijk en genant tegelijk is de trots waarmee de puber Zwagerman tijdens een feestje zijn eerste publicatie in een nogal obscuur tijdschrift toont aan iedereen die het wel (of niet) wil zien.
Arielle Veerman beschrijft hoe het tussen haar en Zwagerman aanvankelijk niks werd, hoe ze vertrekt naar Italië, hem opnieuw tegenkomt, hoe ze onder de indruk is van de man die Zwagerman inmiddels is geworden. Lang verhaal kort: de twee krijgen een relatie, ze laat zich door Zwagerman (op dat moment de literaire prins van Nederland) meetronen in het literaire leven in Amsterdam, ze geniet van hun leven samen, ze krijgen kinderen.
Maar de klad komt er in. Zwagerman vindt Veerman geen goede ‘schrijversvrouw’ en het vaderschap lijkt ook niet echt een roeping voor Zwagerman. Zeker de praktische kant van het vaderschap niet. ,,Heb je wel eens een schrijver op het schoolplein zien staan”, informeert hij bij zijn vrouw. Hij sluit zich op in zijn werkvertrek en produceert roman na essaybundel na krantenartikel in een productiedrang die z’n weerga nauwelijks kent. Roem vindt hij en erkenning ook. Hij is een graag geziene gast bij ‘De wereld draait door‘ waar hij bevlogen vertelt over kunst en literatuur.
Arielle Veerman leert een compleet andere kant van Zwagerman kennen. Hij had nogal strenge opinies. Dat kan op zich al vrij hinderlijk zijn, maar Zwagerman rustte niet tot hij ervan overtuigd was dat zijn gade er precies zo over dacht. In 1988 dichtte hij deze regel: ‘Jij was zo jij dat je werd mij’. Dat verlangen om samen te vallen met de geliefde is een tijdje romantisch, maar men moet wel maat weten te houden, zo blijkt uit het verslag van Veerman. In discussies over grote en kleine zaken overlaadde hij haar met argumenten, cijfers, statistieken totdat ze toegaf.
Dat werd er na de scheiding bepaald niet beter op. Veerman beschrijft hoe ze wordt bestookt met oeverloze mails waarin hij haar uitgebreid verklaart waarom ze niet deugt en wat ze allemaal verkeerd heeft gedaan. Niet zelden voegde hij een lijst toe met namen van gezamenlijk vrienden (waarvan ze niet meer hoorde) die het met hem eens waren. Hij was bezig met een sloopcampagne en beloofde dat hij daarin de ‘langste adem’ zou hebben. Vandaar de wat wrange titel, want uiteindelijk is hij er niet meer en haalt Veerman nog steeds adem.
Zo van een afstandje bekeken en door Veerman op een rijtje gezet, lijkt het glashelder: Zwagerman was depressief, schaamde zich daarvoor, het ging heel, heel erg slecht met Zwagerman. Dat Joost Zwagerman de hand aan zichzelf zou slaan, mag niettemin heel opmerkelijk heten: hij toonde zich in zijn essays en artikelen altijd een sterk voorstander van suïcidepreventie. Toch maakte hij een eind aan zijn leven. Voor Veerman is dat moeilijk te verkroppen. Met instemming citeert ze de zin uit ‘Door eigen hand’. Zelfmoord maakt van nabestaanden moordenaars. Ze schrijft: ‘De nabestaanden zouden zich immers blijven afvragen of ze de dood hadden kunnen voorkomen, of ze met hun nalatigheid, onbetrokkenheid of egoïsme onvoldoende hadden ingespeeld op de behoeften of het onvermogen van degene die er een einde aan had gemaakt. (…) Hij had goed nagedacht over de gevolgen voor de nabestaanden en toch had hij ons in het wak gegooid waar hij zo voor had gewaarschuwd.’
En zo laat ‘De langste adem‘ zich lezen als een verslag uit het wak waarin Veerman en haar kinderen zijn terechtgekomen. Het is een keihard en pijnlijk relaas. Zwagerman is niet meer beschikbaar voor wederhoor, maar dit boek komt niet over als natrappen en gezien de epistolaire drift van Zwagerman zal Veerman zich goed hebben kunnen documenteren. Tuurlijk, het blijft een ongetwijfeld gekleurde kijk op de nasleep van een huwelijk, maar het geeft ook ontzettend knap weer hoe nabestaanden met een wonderlijk amalgaam aan gevoelens achterblijven nadat iemand uit het leven is gestapt.
Door Bram Hulzebos