Michael Robotham levert met zijn dertiende thriller rond Joe O’Loughlin opnieuw een pageturner af. Een spannend boek rond de familie van de door Parkinson geplaagde psycholoog.
Robotham staat zelf ook een beetje paf, zo blijkt uit het nawoord bij De andere vrouw. Toen hij jaren geleden de eerste thriller over O’Loughlin publiceerde, had hij ook niet kunnen bevroeden dat dit personage zo lang bij hem zou blijven. En met dit personage diens dochters en (inmiddels overleden) vrouw.
De romans van Robotham laten zich stuk voor stuk lezen als spannende thrillers met een ingenieus plot, maar tegelijkertijd zijn ze ook het verslag van een mannenleven – een vader, een (gescheiden) echtgenoot, een minnaar en professional. Dus O’Loughlin is al jaren het gezelschap van de schrijver, maar ook zijn enorme lezersschaar leeft al jaren mee met het wel en wee van de hoofdfiguur en zijn gezin.
Robotham is gefascineerd door de wonderlijke afwijkingen die in een mensenhoofd op kunnen treden en Joe O’Loughlin komt dan ook geregeld in aanraking met getormenteerde types die iets hebben gedaan dat het daglicht zelfs niet bij benadering kan verdragen. Centraal in zijn psychologische thrillers staat impliciet vaak de vraag in hoeverre je mensen hun misdaden aan kunt rekenen.
In De andere vrouw gaat het wat minder over de abberaties van de geest en meer om al te menselijke trekken als jaloezie en hebzucht. Het begin is fascinerend. De vader van O’Louglin, een alom gerespecteerd chirurg, al honderd jaar getrouwd, is mishandeld en ligt comateus in het ziekenhuis. Aan zijn bed zit een vrouw die niemand kent. Van daaruit ontspint zich een spannend verhaal. In korte hoofdstukjes wordt steeds meer van het raadsel onthuld en krijgt het ingenieuze plot steeds meer vorm. Een vreemde vrouw lees je gegarandeerd in één adem uit.