Het huis aan het einde is het verslag van een avontuur waarvan veel mensen dromen. Een nieuw leven op een nieuwe plek.
Dit soort boeken spreekt tot de verbeelding. Want veel mensen dromen ervan, bijna niemand durft de sprong te wagen. Deze verhalen tillen een mens op uit de sleur van alledag, ze dromen van een ander bestaan, maar met de neus in het boek, zodat het niet écht hoeft. De boeken van Josephine Rombouts die als huishoudelijke hulp aanmonsterde op een Schots kasteel zijn voorbeelden uit dit genre. Rombouts komt trouwens binnenkort met een nieuw boek in de Cliffrock-reeks.
Irwan Droog ging niet naar Schotland, maar nam de boot naar een afgelegen eiland bij Noorwegen. Droog is een veelgevraagd vertaler. Hij tekende onder meer voor de vertaling van Vrouw of vos. Alleen de bergen zijn mijn vrienden en de biografie van Sinead O’ Connor. Hij was redacteur bij uitgeverij Cossee en publiceerde in het literaire tijdschrift Tirade. Kortom, je kun wel stellen dat hij weet hoe je een verhaal moet vertellen. En dan doet hij dan ook in Het huis aan het einde.
Samen met hond en vriendin trekt hij zich terug in het koude noorden. Het is er een stukje rustiger dan in de drukke Randstad. Te midden van de talloze trekvogels en loslopende schapen ziet hij de seizoenen komen en gaan, van noorderlicht tot middernachtzon. In de tussentijd duikt hij in de geschiedenis van het eiland en zijn bewoners. Zo ontmoet hij visser Knut, die al zijn leven lang op het eiland woont, Eivind, die elk voorjaar voor de eidereenden zorgt, en Heidi, die er de liefde vond en nooit meer weg wil.
Fijn boek, over een ander leven in een andere wereld.