De biografie over Wiegel, de beste premier die Nederland nooit had, verschijnt deze week. Auteur is Pieter Sijpersma.
Pieter Sijpersma, oud-hoofdredacteur van Dagblad van het Noorden, maakt meteen al in het voorwoord duidelijk welke kant het opgaat in deze kloeke pil. ‘Dit is een journalistiek boek dat niet de pretentie draagt wetenschappelijk te zijn’.
Sijpersma maakt de belofte ruimschoots waar. Voor veel politieke biografieën moet je wel heel veel houden van de politiek en de parlementaire geschiedenis. Heel verantwoord allemaal, maar niet te pruimen. Sijpersma weet als krantenman dat je, als je wilt dat mensen de eindstreep van je verhaal halen, je ook echt een verhaal moet vertellen. In de tussentijd verantwoordt hij alles natuurlijk wel netjes in een notenapparaat waar je u tegen zegt.
Sijpersma voert je mee naar het na-oorlogse Amsterdam waar Wiegel opgroeide als een zoon van een hardwerkende meubelmaker die van nul af een succesvolle onderneming opzette. Niks geen aardappel in de keel waar de soep met een pink in de lucht van een gouden lepel werd gegeten, maar een Amsterdams milieu waar lef en een bek als een scheermes als zeer gewaardeerde eigenschappen golden.
Sijpersma laat zien waar Wiegel zijn flux de bouche, gecombineerd met een adrem gevoel voor humor vandaan heeft. Van zijn vader. Die kwam na verloop van tijd nog wel eens bij grote jongens over de vloer voor een klus. Bijvoorbeeld bij hotelmagnaat Caransa voor wie hij een bar moest maken. Pa Wiegel kent Caransa wel: hij zal niet veel aan het karwei voor de hotelmagnaat verdienen. ‘Daarom heeft hij in de offerte de leverantie van tapijt en gordijnen toegevoegd. Daar kan hij voldoende marge mee maken. Het gesprek vindt plaats in Caransa’s kantoor aan de Herengracht. Caransa heeft de opzet in de offerte doorzien en zegt: ,,Wiegel, ik zal het je gemakkelijk maken. Jij levert de bar en ikzelf doe het tapijt en de gordijnen wel.”
Waarop Wiegel antwoordt: ,,Dat is heel goed, meneer Caransa. En als het klaar is, kom ik met mijn familie bij u eten in het hotel en dan nemen we onze eigen spinazie mee.” Caransa schiet in de lach en zegt: ,,Ach. Nou, lever alles maar.”‘
Zo staat deze biografie vol met anekdotes waarbij Sijpersma er in slaagt om ook bijfiguren vlees op de botten te geven. Zo redt hij het VVD-kamerlid Roelof Zegering Hadders uit Emmen van de vergetelheid met een kostelijke anekdote: Wiegel aast op een klein, maar niet onbelangrijk onderdeel van Hadders’ portefeuille. ‘Brutaalweg vraagt hij of hij Schiphol mag hebben. Hij is tenslotte Amsterdammer. Zegering Hadders kijkt hem even nadenkend aan. ,,Wiegel,” zegt hij, ,,nou moet jij ev’n goed luuster’n. Kijk ’s, je hebt drie soorten Kamerled’n. Jonge Kamerled’n, die will’n graag krijg’n wat ze krijg’n kunn’n. Daar ben jij d’r één van. Zit je wat langer in de Kamer, dan is het houd’n wat je hebt. En als je nóg langer in de Kamer zit, zoals ik, dan is het: kwietraak’n wat je kwietraak’n kunt. Doe jij Schiphol maar!“‘
De biografie van Wiegel gaat overigens (veel) verder dan fijne anekdotes. Hij schetst Wiegel als een doorgewinterd bestuurder met een bloedhekel aan vergaderen en ‘punaisepoetsen’. Tikje aan de luie kant. Hoewel het misschien niet alleen luiheid was, maar een kwestie van prioriteiten. Hij vertikte het om in het weekend met een loodgieterstas vol met paperassen thuis te komen. Hij besteedde liever tijd aan zijn vrouw en kinderen. En aan samen koken. En aan wandelen door de Friese velden.
Sijpersma staat uitgebreid stil bij het privéleven van Wiegel. Het verhaal over de logeerpartij, begin jaren ’70, bij de secretaris van de plaatselijke VVD-afdeling in Hoogeveen is mooi. ‘Toen hij de volgende dag de trap afkwam, kreeg hij twee meisjes in het vizier, aan de keukentafel gezeten, die met grote ogen zaten te kijken naar de man in pyjama. Jacqueline en Marianne, zeventien en negentien jaar jong, Hans Wiegel wist niet waar hij moet kijken – en miste een tree, waarna hij holderdebolder op de keukenvloer belandde. Zo verliep de kennismaking van Hans Wiegel met zijn latere bruiden‘.
Het verhaal van zijn eerste vrouw Jacqueline is politiek ook relevant, omdat zij de eerste ministersvrouw was die nadrukkelijk aan de zijde van haar man in de openbaarheid trad en die de oudejaarsconference van Wim Kan haalde. Het tragische ongeval waarbij zij in 1980 om het leven kwam, maakte indruk in het land. Dat in 2005 zijn tweede vrouw Marianne (de zus van Jacqueline) ook omkwam bij een auto-ongeluk is van een amper te bevatten tragiek.
Gaandeweg ontstaat het beeld van een gehaaide politicus die genoot van het politieke bedrijf. Aan de hand van zijn periodes als Kamerlid, minister en vicepremier schetst Sijpersma het beeld van een politicus die minstens zo genoot van het politieke spel als van het binnenhalen van een politiek punt. Iemand die, ijdel als hij ook is, als commissaris van de koningin in Friesland genoot van de egards waarmee hij werd behandeld, maar die ook warm omging met zijn chauffeurs en bodes. Iemand die gesteld was op omgangsvormen maar er voor waakte zichzelf al te serieus te nemen (‘ik ben de beste premier die Nederland nooit gehad heeft’, zei hij over zichzelf). Iemand die luisterde naar ‘de mensen in het land’ maar die zijn oren niet liet hangen naar de wil van het volk. Iemand die in de politiek hard uit kon delen, maar zelf ook (politiek en privé) heeft moeten incasseren.
In deze biografie zie je het leven van Wiegel aan je voorbijtrekken als in een film. Sijpersma belicht het fenomeen van alle kanten en schrijft het zo op dat je de dik 700 pagina’s in een ruk, tot de laatste ontroerende pagina’s toe, uitleest.
BESTEL NU DE BIOGRAFIE VAN HANS WIEGEL.
BEKIJK MEER POLITIEKE BIOGRAFIEËN.
BESTEL JE PARFUM, KLEDING EN DRANKJES VIA DE LINKS EN BANNERS VAN LEESBEEST EN HELP ONS IN DE LUCHT TE HOUDEN.